Geplaatst op

Blog 2

Ik ben Lotte en ik ben een verhaal. Ik kan van alles over mezelf vertellen. Allerlei verhalen, titels, benamingen. Als je kunst gaat beoefenen kom je erachter dat al die verhaaltjes in de derde persoon, of het nou je boekcover, je artist statement of de aankondiging van je cursus betreft, dat je die zelf schrijft. Er is geen biograaf, geen expert, geen manager, geen agent. Niet bij mij in ieder geval. En dus ben ik het alleen zelf die mijn verhaal schrijft. In stand houdt. 

Mijn verhaal was lang het verhaal van iemand die een grote liefde verloor en de behoefte voelde dat bij iedereen in het gezicht te wrijven. Mijn ongemak over deze situatie moest ieders ongemak zijn. Het kon niet zo zijn dat ik degene was die deze pijn moest dragen en dat de rest gewoon kon doen alsof er niets gebeurd was. 
Hoewel het een mooi streven is om het gesprek over dood en rouw te normaliseren, denk ik niet dat ik altijd de beste weg hiervoor koos. Er is niemand die je vertelt hoe dit moet, dus ik deed wat mij het beste leek. Ik dacht de weg van kwetsbaarheid te kiezen. Kwetsbaarheid kan tot verbinding leiden, een soort van wederkerigheid en uitwisseling. Maar ik vergat denk ik dat niemand het verplicht is om met mij mee te doen. Dat kwetsbaarheid niet wederzijds hoeft te zijn en men niet met mij hoeft mee te lijden. En ook, op een gegeven moment ben ik denk ik vergeten dat ik niet alleen mijn rouw ben. Dat ik wel meer ben dan dat, dat er ook vreugde en verwondering in mijn schuilt. Maar mijn verongelijktheid over alles was zo groot, mijn jaloezie pijnlijk. Ik genoot niet van het geluk en succes van mijn vrienden, niet echt. Zij altijd alles, ik niks. Wat natuurlijk helemaal niet waar was. Maar dat was het verhaal waar ik in was gaan geloven en mijn identiteit. 

Nu begin ik langzaam, na een depressieve periode waarin ik mezelf wel weer eens móest aankijken, het verdriet los te laten. Ik heb mijn verdriet zo dichtbij me gehouden, de handen dichtgeknepen, de nagels in m’n handpalmen. Krampachtig, gespannen, uit alle macht beschermend. Het verdriet om alleen zijn, om geen romantische relatie hebben, om afwijzing, teleurstelling. Zolang ik het verdriet had, had ik misschien een excuus voor mijn falen. Een excuus om niet voluit te leven en voor mezelf te gaan staan. Mijn wonden waren een reden om dingen niet te kunnen, me te verstoppen. Ik wist dat niet. Het is ongelofelijk hoe lang je onbewust aan iets vast kunt blijven houden. Je ziet het pas, je ziet het wegdrijven, als het eenmaal van je losgeweekt is. 

Afgelopen weekend was ik op een bruiloft en iemand had de moed te vragen hoe dat voor míj was, mijn lieve vrienden te zien trouwen. Ze begreep dat ik het ook heus wel leuk zou vinden, maar dat er toch ook wel een soort van wroeging zou kunnen zijn. Ik snapte de vraag volledig en waardeerde ‘m heel erg, maar op dat moment was het niet zo. Er was geen wroeging. De liefde was niet minder omdat het niet de mijne was. Beter nog, hun liefde is ook mijn liefde.
Ik ben Lotte en ik verander het verhaal. Ik word minder alleen. 

Foto Ivo Hilgenberg
Geplaatst op

Over (niet) jutten

De Waal staat hoog. Ongekend hoog voor de tijd van het jaar. Het zal wel goed nieuws zijn voor de natuur, maar niet voor de jutter. Hoe meer terrein voor het water, hoe minder voor mij. 

Ik noem mezelf strandjutter. Een mythisch beroep wat ik altijd al heb willen uitvoeren. Ik hield het nooit voor mogelijk zolang ik niet aan de zee woonde. Toen ik 4,5 jaar geleden in Lent (Nijmegen) kwam wonen, had ik dan ook niet voorzien dat ik deze droom hier zou waarmaken. Ik kende het rivierlandschap niet, had geen idee wat de rivier te bieden had. Er bleek van alles te vinden aan de oevers. Objecten die al eeuwen in de klei liggen en wachten om een keer opgepakt te worden. Hier is het wel interessant om het verschil tussen ‘mudlarking’ en ‘beachcombing’ aan te halen. Het Nederlands kent dit verschil niet, maar het (Brits) Engels maakt een verschil tussen twee vormen van jutten. Beachcombing is het uitkammen van het strand nadat het hoge tij nieuwe dingen aan heeft doen spoelen. Dat is niet wat er gebeurt waar ik jut. De waterlijn beweegt wel, maar niet zo veelvuldig en snel dat er een regelmatige aanwas is van nieuwe spullen. Alles ligt er eigenlijk al. Je moet het alleen nog uit de ‘modder’ halen, eventueel met gereedschap. Dat is dus mudlarking, en technisch gezien wat ik doe. Vooral sinds mijn vriend in 2018 stierf en ik langs de rivier troost en een soort van afleiding vond.

Maar goed, momenteel doe ik dus bar weinig aan mijn grote hobby. Hoe hoger het water, hoe minder plek er is om iets te vinden. Ik ga niet meer, want er valt bijna niks te halen. Terwijl ik vorig jaar rond deze tijd wel drie of vier keer per week aan het water te vinden was. Ik werkte toen aan een expositie die er in september dat jaar aan zou komen. Deze expo ging vooral over het zoeken en vinden als rouwverwerking. En hoewel die behoefte niet meer zo groot is, drie jaar na zijn overlijden, mis ik het wel. Ik mis een manier om dichter bij hem te komen. Dat is soms nodig. Want soms is er zoveel gaande in mijn leven, leuk of helemaal niet leuk, waardoor hij op de achtergrond raakt. Dan is er geen directe aanleiding om aan hem te denken, of ruimte om er stil bij te staan. Dat voelt niet goed. Aan het water vind ik die ruimte wel. Ruimte, maar ook objecten. Oortjes van kopjes of kruiken doen me aan hem denken. Ik verzamel tanden van wezens die al veel langer, maar wel net zo dood zijn als hij. De verrassing van de vondst, de ontroering van iets vastpakken en bekijken waar eeuwen geleden vakmanschap in is gestoken: in die staat van verwondering en vertedering bestaat hij met mij. 

Tijdens het beetje onderzoek wat ik deed voor deze blog raakte ik verzeild in een strandjut-website die onder andere telefoon-opladers aanbiedt met de tekst: ‘I’d rather be beachcombing.’ Eens. De nood is inmiddels bijna net zo hoog als het water.

In betere tijden (2019), foto: Kimm Nabbe